Praktische informatie
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden
Controleer of het openbare snellaadstation
en de laadkabel geschikt zijn voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
– 0 °C: het laden kan langer duren.
– -20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog
langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Geprogrammeerd laden
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden
ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd
worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in de app
Energie op het touchscreen.
► Stel de begintijd voor het laden in.
► Druk op OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
186
U kunt het geprogrammeerd laden ook
instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare aanvullende
functies.
Inschakelen
Geprogrammeerd laden is alleen mogelijk
met Mode 2 en 3.
► Na het instellen van het geprogrammeerd laden
sluit u uw auto aan op de gewenste laadapparatuur.
► Vergrendel de auto.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de klep
om het systeem te activeren (bevestigd door een
blauw controlelampje voor het laden).
Laadprocedure
Verbinding
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden niet
mogelijk.
► Open de laadklep door op de drukknop te
drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is op
de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
► Sluit de laadkabel aan de kant van de
regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje POWER branden.
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes
CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om
te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de
laadkabel nog is aangesloten, wordt het
laadniveau op het instrumentenpaneel ongeveer