Waarschuwing voor
bestuurder
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
het detecteert dat de bestuurder langer dan
twee uur heeft gereden met een snelheid van meer
dan 70 km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft
genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de
waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt
stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
– De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.
– Het contact is enkele minuten afgezet geweest.
– De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 70 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt weer geteld als de snelheid hoger
dan 70 km/h is.
Waarschuwing voor
bestuurder via camera
Het systeem beoordeelt de waakzaamheid,
moeheid en mate van afleiding van de
bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto
ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te
detecteren.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen
(snelheden hoger dan 70 km/h).
Het systeem kan een leerprocedure
uitvoeren, die tot 30 minuten kan duren
nadat het bewaken wordt gestart.
In deze periode wordt het rijgedrag van de
bestuurder geanalyseerd en er wordt geen
waarschuwing gegeven.
Bij een waarschuwing op het eerste niveau wordt
de bestuurder gewaarschuwd door de melding
"Voorzichtig!", samen met een geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding "Doorrijden risicovol: las een
rustpauze in", in combinatie met een harder
geluidssignaal.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder dat er
sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
– Lane Positioning Assist is ingeschakeld.
– slecht zicht (bijvoorbeeld door onvoldoende
straatverlichting, zware regen, dikke mist of
sneeuwval).
– verblinding (bijvoorbeeld door koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon, weerspiegeling op
een nat wegdek, uitrijden van een tunnel of snelle
overgangen tussen schaduw en licht).
– gedeelte van de voorruit vóór de camera (het
is bijvoorbeeld vuil, beslagen, bevroren, bedekt
door sneeuw, beschadigd of bedekt door een
sticker).
– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet
zichtbaar (bijvoorbeeld door sneeuw of modder of
dode bladeren) of meerdere rijstrookmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden).
Rijden
6
153