Aanbouw op regelventiel – aanbouwdelen en toebehoren.
4.6
Aanbouw externe positie -
sensor
Benodigde aanbouwdelen en toebe-
horen: zie tabel 6, pagina 43
Bij de klepstandstelleruitvoering met externe
positiesensor wordt de sensor, die zich in
een separate behuizing bevindt, via een
plaat of hoekstuk op het regelventiel gemon-
teerd. De slagopname komt overeen met die
bij een standaard apparaat.
De regelaareenheid kan vrij aan een wand
of op een pijp worden gemonteerd.
Afb. 13 · Regelaareenheid met sensor op microventiel
Voor de pneumatische aansluiting moet
afhankelijk van de gekozen toebehoren een
aansluitplaat (6) of een manometerhouder
(7) op de behuizing worden geschroefd;
let daarbij op de correcte plaatsing van de
afdichtringen (6.1) (zie afb. 6, rechtsonder).
Voor de elektrische aansluiting is een
aansluitkabel, lengte 10 m, met connectors
M12 x 1 meegeleverd.
Opmerkingen:
– Voor de pneumatische en elektrische
aansluiting gelden bovendien de
beschrijvingen in paragraaf 5.1 en
5.2. Instelling en bediening conform de
beschrijving in hoofdstuk 7 en 8.
34
EB 8384-3 NL
– Sinds 2009 heeft de positiesensor (20) aan
de achterzijde twee pennen als aanslag
voor de hefboom (1). Wanneer deze
positiesensor op oudere aanbouwdelen
wordt gemonteerd, dan moeten in de
montageplaat/het hoekstuk (21) twee
gaten Ø8 mm worden aangebracht.
Hiervoor is een sjabloon als hulpmiddel
leverbaar, zie tabel 6, pagina 43.
4.6.1 Montage bij directe aanbouw
Aandrijving type 3277-5 met 120 cm
steldruk van de klepstandsteller wordt via de
steldrukaansluiting van de aansluitplaat (9,
afb. 14 links) op de membraankamer van
de aandrijving aangesloten. Daarvoor eerst
de aansluitplaat (9) uit de toebehoren op het
juk van de aandrijving schroeven.
•
Aansluitplaat (9) daarbij zodanig draaien,
dat het voor de veiligheidspositie juiste
symbool „membraanstang uitgaand"
of „membraanstang ingaand" naar de
markering is gericht (afb. 14 onder).
•
Let er absoluut op, dat de
vlakke pakking van de aansluitplaat
(9) correct is geplaatst.
•
De aansluitplaat heeft gaten met
NPT- en G-schroefdraad.
De niet benodigde schroefdraadaanslui-
ting met afdichtrubber en vierkante plug
afsluiten.
Aandrijving type 3277 met 240 ... 700 cm
De steldruk wordt bij "membraanstang uit-
gaand" van de aansluiting aan de zijkant van
het juk naar de aandrijving geleid. Bij „mem-
braanstang ingaand" wordt de aansluiting
op de bovenste membraankamer gebruikt, de
zijaansluiting op het juk moe van een ontluch-
tingsplug (toebehoren) worden voorzien
De
2
:
2