RIJDEN MET UW VOERTUIG
Dat kan ook gebeuren als de neus van het voertuig door een hindernis op de grond
te ver omhoog komt. Kies in een dergelijke situatie een andere route. Houd daarbij
rekening met de risico's van dwars op een helling rijden. Zie DWARS OP EEN HEL-
LING RIJDEN.
Het is ook raadzaam na te gaan hoe het terrein er aan de andere kant van de heuvel
of glooiing uitziet. Al te vaak blijkt er een diepe afgrond te wachten en is afdalen on-
mogelijk.
Schakel in een geschikte versnelling en houd een constante snelheid aan tijdens
het bergop rijden om te voorkomen dat u stilvalt. U moet de kracht verhogen om
een constante snelheid te behouden. Doe dit geleidelijk aan, zonder bruuske be-
wegingen aan de gashendel. Verplaats uw lichaamsgewicht naar voren, naar de
top van de heuvel toe. Houd uw voeten op de voetsteunen. Houd indien mogelijk
een constante snelheid aan. Versnel niet abrupt of rijd niet te snel. Anders kan de
neus van het voertuig van de grond komen en kan het voertuig op u vallen. Als de
heuvel te steil is en u niet boven geraakt of het voertuig achteruit rolt, rem dan met
de linkerremhendel en let op dat u niet slipt. Schakel het remslot aan, stap af en
verwijder het remslot terwijl u de remmen ingeschakeld houdt. Keer het voertuig
om (terwijl u naast het voertuig loopt aan de bergop-zijde en met één hand aan de
rem). Keer de achterkant van het voertuig dan langzaam naar de heuveltop toe en
rijd naar beneden. Loop en stap altijd af aan de hoger gelegen zijde van de helling
en blijf uit de buurt van het voertuig en de draaiende wielen. Probeer het voertuig
nooit tegen te houden als het begint te kantelen. Blijf uit de buurt. Rijd niet met
hoge snelheid over een heuveltop. Achter de top kunnen er hindernissen of een
steile afgrond liggen.
vmo2012-012-526
_______
_______
56
VEILIGHEIDSINFORMATIE