Sneeuwkettingen 3 217.
Zomer- en winterbanden
Bij gebruik van winterbanden kan blij‐
ken dat er nog een zomerband om het
reservewiel ligt.
Als u een reservewiel met een zomer‐
band erom gebruikt, kan de bestuur‐
baarheid van de auto worden beïn‐
vloed, vooral op gladde wegen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐
len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk
vervangen of repareren en breng
deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.
● Niet sneller rijden dan 80 km/u.
● Bij regen en sneeuw bijzonder
voorzichtig rijden.
Starthulp gebruiken
De starthulpaansluiting zit in de
motorruimte.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.
Niet starten met een snellader.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
Verzorging van de auto
Voorzichtig
Vóór het gebruik van de starthulp
moet het luchtveringssysteem
uitgeschakeld zijn.
Luchtvering 3 147.
● De accu van de auto nooit aan
vonken of open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een
temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu
oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met
dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit van de hulpstartaccu
(Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Starthulpkabels met geïsoleerde
aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 25 mm
ken.
● De ontladen accu niet van het
boordnet loskoppelen.
225
2
gebrui‐