● Gebruik de krik alleen om een
wiel te verwisselen bij banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een
stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● In de op te krikken auto mogen
zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto
kruipen.
● Bij een opgekrikte auto de motor
niet starten.
● Wielbouten / -moeren en de
schroefdraden ervan vooraf‐
gaand aan montage van wiel
reinigen.
9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop met bijgeleverde haak
loshalen.
Boordgereedschap 3 210.
Verwijder afhankelijk van de auto
eerst de bout- / moerdoppen met
de hand en dan de wieldop of druk
op de met pijlen aangegeven
punten op de wieldop en draai
deze los.
Achterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden: Haal de
ventielverlenger van het binnen‐
ste achterwiel.
2. Breng de wielsleutel aan (zet
afhankelijk van de auto de wiel‐
sleutel op de adapters), contro‐
leer of deze goed zit en draai elke
wielbout / -moer een halve slag
los.
Verzorging van de auto
3. Auto's met voorwielaandrijving:
Bevestig mits aanwezig de verho‐
ger aan het hefplateau wanneer u
een voorwiel verwisselt.
Auto opkrikken door de hefpla‐
teautap (boordgereedschap
3 210) recht onder het kriksteun‐
punt te plaatsen dat zich het
dichtst bij het te verwisselen wiel
bevindt.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De krik‐
voet dient loodrecht onder het
kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
221