166
Rijden en bediening
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat controlelampje b 3 104
samen met j 3 102 op de instru‐
mentengroep branden en verschijnt
er een bijbehorend bericht op het
Driver Information Center 3 107.
Het Traction Control-systeem (TC)
werkt niet. Oorzaak van de storing
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Boordinformatie 3 108.
Elektronische stabiliteitsre‐
geling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐
biliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden. Het
voorkomt ook dat de aangedreven
wielen doorslaan.
Zodra de auto dreigt uit te breken
(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd. Daardoor wordt de rijstabiliteit
van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
ESC is bedrijfsklaar zodra het contact
wordt ingeschakeld en het controle‐
lampje b op de instrumentengroep
dooft. Een bijbehorend bericht
verschijnt ook op het Driver Informa‐
tion Center 3 107.
Wanneer ESC ingrijpt, gaat b knip‐
peren.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 104.
Aanhangerstabilisatie 3 183.
Enhanced Traction Mode
ESC is indien nodig uit te schakelen
voor meer grip op zachte grond of
modderige of besneeuwde wegen:
Druk op Ø op het instrumentenpa‐
neel.
Controlelampje Ø brandt op de
instrumentengroep en er verschijnt
een bijbehorend bericht op het Driver
Information Center 3 107.
Wanneer de snelheid 50 km/u
bereikt, schakelt het systeem auto‐
matisch over van Enhanced Traction
Mode op ESC. Controlelampje Ø
dooft op de instrumentengroep.