Inhoudsopgave
Advertenties
■ Druk nogmaals op de toets TEST om terug te keren naar de spanningsmeting.
3.6.5. FOUTINDICATIE
■ Als de meting van de spanning tussen de klemmen L en PE geen juiste amplitude of frequentie aangeeft, knippert het symbool
L
L
.
■ Als een spanning aanwezig is op de aardgeleider PE, wordt deze door het apparaat gedetecteerd en gaat het lampje
branden.
■ Als tijdens de test de foutspanning, U
■ Als tijdens de test de spanning tussen de klemmen L en PE, U
L
L
.
■ Als de differentieelschakelaar uitschakelt tijdens de niet-uitschakelingstest, meldt het apparaat dat er een probleem is door het
lampje
te laten branden. Verifieer of de waarde van I
■ Als in de hellingsmodus de differentieelschakelaar niet uitgevallen is, geeft het apparaat > 30 mA weer. Het lampje
branden. Verifieer of de geteste differentieelschakelaar inderdaad een I
■ Als in de impulsmodus de differentieelschakelaar niet uitgevallen is, geeft het apparaat > 300 ms weer voor een stroom van
I
of > 40 ms voor een stroom van 5 I
ΔN
aansluiting.
■ Als tijdens de test het apparaat warm wordt als gevolg van hoge stroomwaarden, knippert het symbool
meer uitvoeren zolang de temperatuur niet gedaald is.
Om een scherm met een foutmelding te verlaten, drukt u op de toets TEST.
TEST
, hoger is dan de grensspanning, U
F
. Het lampje
ΔN
RCD
, stopt het meten en knippert het symbool U
L
, onderbroken wordt, stopt het meten en knippert het symbool
LPE
juist is. Verifieer ook uw aansluiting.
ΔN
van 30 mA is. Verifieer ook uw aansluiting.
ΔN
gaat branden. Verifieer of de waarde van I
29
L
PE
L
HOLD
V
U
25 V
L
A
x5
∆
I
n
mA
juist is. Verifieer ook uw
ΔN
+
en kunt u geen test
ms
TEST
SITE
PE
.
F
gaat
Advertenties
Inhoudsopgave
