3.5. METING VAN DE LUS- OF LIJNIMPEDANTIE
Bij een installatie van het type TN of TT kan men door een lusimpedantiemeting de kortsluitstroom berekenen en de maat voor de
beveiliging van de installatie bepalen (zekeringen of differentieelschakelaars), met name op het gebied van onderbrekingsvermogen.
Bij een installatie van het type TT kan men door een lusimpedantiemeting eenvoudig de waarde van de aardweerstand bepalen
zonder een staafaardelektrode te plaatsen en zonder de voeding van de installatie te hoeven onderbreken. Het verkregen resultaat,
Z
, is de lusimpedantie van de installatie tussen de geleiders L en PE. Deze is nauwelijks groter dan de aardweerstand.
L-PE
Nu u deze waarde en die van de conventionele grenscontactspanning (U
aanspreekstroom van de differentieelschakelaar te kiezen: I
Deze meting is niet mogelijk voor een installatie van het IT, door de sterke aardingsimpedantie van de voedingstransformator of
zelfs van de totale isolering hiervan ten opzichte van de aarde.
3.5.1. BESCHRIJVING VAN HET MEETPRINCIPE
In de modus zonder uitschakeling voert het apparaat de meting uit met een stroomwaarde van 12 mA tussen de klemmen L en PE.
Met deze zwakstroom wordt het ontkoppelen vermeden van de differentieelschakelaars met een nominale stroom van minstens
30 mA.
In de modus met uitschakeling voert het apparaat de meting uit met een stroomwaarde van 300 mA tussen de klemmen L en PE.
Deze stroom zal de uitschakeling veroorzaken van differentieelschakelaars waarvan de nominale stroom lager dan of gelijk is aan
300 mA;
Het apparaat berekent vervolgens de kortsluitstroom Ik = U
De waarde van Ik dient om de juiste maat van de beveiliging van de installatie te controleren (zekeringen of differentieelschakelaars).
3.5.2. HET UITVOEREN VAN EEN LUSMETING ZONDER UITSCHAKELING
Druk op de toets LOOP voor het selecteren van de functie ● LOOP.
LOOP
■ Kies met behulp van de toets ► de waarde van de grensspanning U
■ Sluit het driepolige snoer aan op het apparaat en vervolgens op de contactdoos van de te testen installatie.
Maak, indien mogelijk, eerst alle ladingen los van het net waarop u de lusmeting uitvoert.
Het apparaat verifieert allereerst of de spanning tussen de klemmen L en PE de juiste amplitude en frequentie heeft. In dat geval
L
L
gaat het symbool
permanent branden. Zo niet, dan knippert het symbool en is het niet mogelijk om een lusmeting uit te voeren.
Als U
< 90 V, geeft het apparaat afwisselend U
LPE
Als een spanning aanwezig is op de aardgeleider PE, wordt deze door het apparaat gedetecteerd en gaat het lampje
branden om de gebruiker te waarschuwen. Dit verhindert niet het starten van de meting.
N
PE
L
) kent, is het mogelijk de toegekende differentiële
L
< U
/ Z
.
ΔN
L
L-PE
/ Z
.
LPE
L-PE
: 25 of 50 V.
L
en U
weer.
LPE
NPE
LOOP
22
L
PE
L
HOLD
Ik
A
U
25 V
L
mA
PE
Ω
TEST
SITE