■ Druk op de knop TEST om het meten te starten.
Het apparaat begint met het weergeven van - - - gedurende enkele seconden.
Vergeet niet om aan het einde van de meting de aardstrip weer aan te sluiten alvorens de installatie onder spanning te zetten.
3.4.4. VALIDERING VAN DE METING
Verplaats voor het valideren van uw meting de staafaardelektrode S 10% naar de staafaardelektrode H en voer opnieuw een meting
uit. Verplaats vervolgens opnieuw de staafaardelektrode 10% d, maar nu richting de aardverbinding.
H
De 3 meetresultaten moeten gelijk zijn, op enkele % na. In dat geval is de meting geldig. Zo niet, dan betekent dit dat de staafaar-
delektrode S zich in de invloedszone van de aardverbinding bevindt.
3.4.5. PLAATSING VAN DE HULPSTAAFAARDELEKTRODEN
Om er zeker van te zijn dat uw aardmetingen vertekend worden door storingen, is het aan te raden de meting te herhalen met de
hulpstaafaardelektroden, die u op een andere afstand plaatst en in een andere richting (bijvoorbeeld 90° verplaatst ten opzichte
van de eerste meetlijn).
Als u dezelfde waarden verkrijgt, is uw meting betrouwbaar. Als de gemeten waarden aanzienlijk verschillen, is uw meting zeer
waarschijnlijk beïnvloed door aardstromen of een onderaardse waterloop. Het kan ook nuttig blijken de staafaardelektroden dieper
in de grond te steken.
TEST
S
52% d
62% d
72% d
d
H
R
E-3P
S
E
d
1
20
E
S
H
0
S
P
E
X
H
C
H
S
Ω
TEST
SITE