VOORSTOELEN
(2/2)
7
Tafelstand van de
passagiersstoel in het midden
Controleer of de blikjeshouder 7 gesloten is.
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
– houd de rugleuning aan de bovenkant
vast voor het omlaag zetten, druk gelijk-
tijdig op de knop 8 en klap de rugleuning
naar voren neer;
– druk tegen de achterkant van de rugleu-
ning om haar te vergrendelen. Verzeker
u ervan dat de rugleuning goed vergren-
deld is.
De middelste passagiersstoel in de
oorspronkelijke positie terugzetten
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van
de stoel hindert.
– Druk op de knop 8 om de rugleuning te
ontgrendelen;
– zet de rugleuning omhoog;
– controleer of de stoel goed vergrendeld
is.
8
Bevestig, voor uw veiligheid,
de vervoerde voorwerpen
wanneer de stoel in tafelstand
staat.
Bij de tafelblad stand van de
rugleuning van de voorstoel
moet u altijd de passagiersair-
bag voorin uitschakelen (raad-
pleeg de paragraaf "Kinderveiligheid:
inschakelen, uitschakelen van de passa-
giersairbag voorin" in hoofdstuk 1).
Gevaar van ernstige verwonding in
geval van ontplooien van de airbag door
het wegslingeren van voorwerpen die
geplaatst zijn op de rugleuning in de ta-
felblad stand.
Deze voorschriften staan ook op het
etiket (op het dashboard) en de marke-
ringen (op de voorruit).
1.31