RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER
2
Y
Achterruitwisser met
interval afhankelijk van
de snelheid
Draai met contact aan het einde van de
schakelaar 1 tot het merkteken tegenover
het symbool staat 2.
De frequentie van het wissen varieert afhan-
kelijk van de snelheid.
Controleer bij werkzaamheden
onder de motorkap of de scha-
kelaar van de ruitenwisser in
de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
1.116
p
Ruitenwisser en sproeier
achter
Draai met contact aan het einde van de
schakelaar 1 tot het merkteken tegenover
1
het symbool staat 2.
Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter-
ruitwisser werken.
Bijzonderheid
Als de ruitenwisser van de voorruit in wer-
king is of in de automatische stand staat,
gaat de achterruitwisser wissen met inter-
vallen zodra u de achteruitversnelling in-
schakelt.
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep te openen of te sluiten.
Voordat u iets aan de voorruit
doet (wassen van de auto, ont-
dooien, reinigen van de voor-
ruit, enz.) moet u de schake-
laar 1 in stand "uit" zetten.
Risico van verwonding en/of bescha-
digingen.
De werking van een
ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
– houd de bladen schoon: reinig de
bladen en de ruit regelmatig met
water en zeep;
– gebruik ze niet op een droge ruit;
– maak ze los van de ruit als ze lange
tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ruitenwisserbladen zodra de
werking vermindert: ongeveer 1x per
jaar (zie "Ruitenwisserbladen" in hoofd-
stuk 5).
Voorzorgen bij het gebruik
van de wissers
– Maak, als het vriest of sneeuwt, de
achterruit schoon voordat u de ruiten-
wisser aanzet (de motor kan overver-
hitten).
– zorg dat niets de beweging van de
wisser hindert.