VERLICHTING EN SIGNALEN
2
1
k
Dimlicht
Handbediend
Draai de ring 2 tot het symbool bij het merk-
teken 3 staat. Dit controlelampje op het in-
strumentenpaneel licht op.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
het merkteken 3 staat: draaiende motor, de
dimlichten schakelen automatisch in en uit,
naargelang de helderheid buiten, zonder dat
u de schakelaar 1 hoeft te bedienen.
1.108
(2/4)
Uitschakelen van de dimlichten
– Handmatig, zet de ring 2 in stand 0;
– de dimlichten gaan met de ring 2 in stand
AUTO automatisch uit na het stoppen
van de motor, bij het openen van het
bestuurdersportier of bij het vergrende-
len van de auto. In dat geval schakelen
de dimlichten wanneer de motor de vol-
gende keer wordt gestart opnieuw in als
het buiten donker wordt, zonder dat de
schakelaar 1 gebruikt moet worden.
NB: als het grootlicht of de mistlichten bran-
den, dooft de verlichting niet automatisch.
Als u langs de kant van de weg
parkeert en de achterklep ge-
opend is, kunnen de achter-
lichten hierdoor aan het zicht
onttrokken worden. Waarschuw bijge-
volg andere weggebruikers voor de aan-
wezigheid van uw voertuig door middel
van de gevarendriehoek of op de manier
die is voorgeschreven in het land waar u
zich bevindt.