03 Bestuurdersmilieu
Instrumenten, schakelaars en bediening
Meters
03
Meters op het instrumentenpaneel.
Snelheidsmeter
Brandstofmeter. Zie ook boordcomputer,
pagina 158, en tanken, pagina 220.
Toerenteller. De meter geeft het motortoe-
rental in duizenden omwentelingen per
minuut aan.
1
Bij bepaalde motortypes is het lampje voor een lage oliedruk niet in gebruik. Er verschijnt in plaats daarvan een displaymelding, zie pagina 243.
70
Controle-, informatie- en
waarschuwingssymbolen
Controle- en waarschuwingssymbolen.
Symbolen groot licht en richtingaanwijzers
Controle- en informatiesymbolen
Controle- en waarschuwingssymbolen
Functietest
Alle controle- en waarschuwingslampjes gaan
branden in sleutelstand II of wanneer u de
motor start. Alle symbolen moeten weer uit-
gaan als de motor is aangeslagen, behalve het
symbool voor de parkeerrem. Dit gaat pas uit,
als de auto van de parkeerrem wordt gehaald.
Als de motor niet aanslaat of als de functietest
wordt uitgevoerd in sleutelstand II, gaan na
5 seconden alle symbolen uit behalve het sym-
bool voor storingen in het uitlaatgasreinigings-
systeem en dat voor een lage oliedruk.
Controle- en informatiesymbolen
Sym-
Betekenis
bool
Storing in ABL
Uitlaatgasreinigingssysteem
Storing in ABS
Mistachterlicht aan
Stabiliteitssysteem
1
Voorgloeifunctie motor (diesel)
Laag peil in brandstoftank
Informatie, lees displaymelding
Groot licht aan