Geactiveerd alarm uitschakelen
Druk op de ontgrendelingstoets op de
transpondersleutel of steek de transpon-
dersleutel in het contactslot.
Overige alarmfuncties
Automatische herinschakeling van het
alarm
De functie voorkomt dat u de auto verlaat zon-
der het alarm in te schakelen.
Als u geen van de portieren noch de achterklep
binnen twee minuten na uitschakeling van het
alarm opent wanneer de auto met de trans-
pondersleutel ontgrendeld (en het alarm
gedeactiveerd) werd, wordt het alarm automa-
tisch opnieuw ingeschakeld. De auto wordt
bovendien opnieuw vergrendeld.
Alarmsignalen
Bij alarm gebeurt het volgende:
•
Er klinkt 30 seconden lang een sirene. De
sirene heeft zijn eigen accu die volledig
onafhankelijk is van de startaccu in de
auto.
•
Alle richtingaanwijzers knipperen totdat u
het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan
ze na vijf minuten automatisch uit.
Transpondersleutel defect
Als de transpondersleutel defect is, kunt u het
alarm uitschakelen en de auto als volgt starten:
1. Open het bestuurdersportier met het sleu-
telblad.
> Het alarm gaat af en de sirene klinkt.
2. Steek de transpondersleutel in het con-
tactslot.
> Het alarm wordt uitgeschakeld. De
alarmindicatie knippert snel totdat u de
transpondersleutel in het contactslot
hebt gestoken.
02 Sloten en alarm
Beperkt alarmniveau
Geactiveerde menu-opties staan aangekruist.
Navigatie
ENTER
MENU
EXIT
Om te voorkomen dat het alarm afgaat wan-
neer u bijvoorbeeld een hond in de auto ach-
terlaat of gebruik maakt van een veerboot, kunt
u de bewegingsmelder en de niveausensoren
tijdelijk uitschakelen en wel als volgt. Dat gaat
als volgt:
1. Open het menusysteem en ga naar
Instellingen van de auto
tailleerde beschrijving van het menusys-
teem, zie pagina 126).
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Alarm*
02
(voor een gede-
61