05 Tijdens het rijden
Rijadviezen
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig en milieubewust rijden houdt in dat u
anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl en snel-
heid afstemt op de verkeerssituatie (Voor meer
tips om het milieu te sparen, zie pagina 11).
•
Laat de motor niet stationair lopen, maar
rijd zo snel mogelijk met lichte belasting.
•
Een koude motor verbruikt meer brandstof
dan een warme.
•
Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
•
Gebruik geen winterbanden op sneeuw-
vrije wegen.
05
•
Verwijder de lastdrager wanneer u deze
niet nodig hebt.
•
Gebruik bij koud weer de standverwar-
ming* zodat de motor sneller op tempera-
tuur komt.
Doorwaaddiepte
U kunt met de auto door waterpartijen van
maximaal 25 cm diep rijden met een maxi-
mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-
zichtig bij het doorwaden van stromend water.
Houd een lage snelheid aan tijdens het waden
en breng de auto niet in het water tot stilstand.
Trap na het passeren van de waterpartij lichtjes
op het rempedaal om te controleren of de rem-
*
218
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
werking in orde is. Bij water en vuil op de rem-
blokken kunnen er vertragingen in de remwer-
king optreden.
Maak de aansluitingen voor de elektrische
motorverwarming en de aanhangerkoppeling
schoon na ritten in water en modder.
Laat de auto niet langdurig in water staan dat
tot boven de dorpelbalken komt om elektrische
storingen te voorkomen.
BELANGRIJK
Er kan schade aan de motor ontstaan, als er
water in het luchtfilter dringt.
Bij waterpartijen dieper dan 25 cm kan er
water in de transmissie dringen. De sme-
rende eigenschappen van de oliën nemen
daarbij af, waardoor de genoemde syste-
men minder lang meegaan.
Probeer de motor na afslag in een water-
partij niet opnieuw te starten – sleep de auto
uit de waterpartij naar een werkplaats –
geadviseerd wordt een erkende Volvo-
werkplaats. Kans op motorschade.
Motor en koelsysteem
In bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld op
steile hellingen en bij het vervoer van een zware
lading, bestaat het gevaar dat de motor en het
koelsysteem oververhit raken. Doe het vol-
gende om te voorkomen dat de motor over-
verhit raakt:
•
Houd een lage snelheid aan, wanneer u
met een aanhanger achter de auto een
lange en steile helling oprijdt.
•
Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd stati-
onair laten lopen.
N.B.
Het is normaal dat de koelventilator na het
afzetten van de motor nog enige tijd kan
blijven werken.
•
Verwijder verstralers die voor de grille zit-
ten tijdens ritten bij extreem warm weer.
•
Laat de motor geen hogere toeren maken
dan 4500 omw/min (3500 omw/min bij die-
selmotoren), wanneer u met een aanhan-
ger of caravan achter de auto in heuvel-
achtig gebied rijdt. De olietemperatuur kan
te hoog oplopen.
Geopende achterklep
Rijd niet met een geopende achterklep. Rijd
alleen een kort stukje, als u geen andere keus
hebt. Doe alle ruiten dicht, stuur de lucht naar
de voorruit en de vloer en laat de ventilator op
de hoogste snelheid draaien.