Achterste bedieningspaneel met
hoofdtelefoonaansluiting
Voor de beste geluidsweergave adviseren wij u
een hoofdtelefoon te gebruiken met een impe-
dantie van 16–32 ohm en een gevoeligheid van
102 dB of meer.
VOLUME – Volume, resp. links en rechts.
Vooruit-/achteruitspoelen en zoeken.
MODE – Kiezen uit AM, FM, CD, AUX,
USB*(bijvoorbeeld iPod ), DAB1/DAB2*
en Aan/Uit. Voor aansluiting via AUX of
USB, zie pagina 147.
Hoofdtelefoonaansluiting (3,5 mm).
Activeren/deactiveren
U activeert het bedieningspaneel met een druk
op MODE. Het bedieningspaneel wordt hand-
matig gedeactiveerd, wanneer u MODE lang
indrukt of automatisch bij het uitschakelen van
het contact.
Vooruit-/achteruitspoelen en zoeken
Kort op (2) drukken om een track op een cd of
een van de voorkeurzenders te selecteren.
Lang indrukken om een track op een cd voor-
uit/achteruit te spoelen of de eerstvolgende
goed doorkomende radiozender op te zoeken.
Beperkingen
•
Welke geluidsbron (FM, AM, CD e.d.) er via
de luidsprekers wordt weergegeven valt
niet te sturen vanaf het achterste bedie-
ningspaneel.
04 Comfort en rijplezier
Audiosysteem
Audiofuncties
Middenconsole, bedieningstoetsen voor audio-
functies.
AM, FM en CD - Interne geluidsbronnen.
MODE – Kiezen uit de externe geluids-
bronnen (AUX, USB* en DAB1/DAB2*).
Voor aansluiting via AUX of USB, zie
pagina 147.
SOUND – Druk- en draaiknoppen voor het
aanpassen van de geluidsweergave.
Navigatietoets
VOLUME - Volume en aan/uit.
Geluidssterkte en automatische
volumeregeling
Het audiosysteem zorgt voor compensatie van
hinderlijke rijgeluiden in de passagiersruimte
door het volume af te stemmen op de snelheid
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
04
145