Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Welch Allyn RETeval-DR Gebruiksaanwijzing pagina 59

Inhoudsopgave

Advertenties

Gebruiksaanwijzing
flits voortdurend aan om de gewenste hoeveelheid licht in het oog te leveren, ongeacht
de grootte van de pupil. De lichtstimuli zijn wit licht (1931 CIE x, y van 0,33; 0,33).
Het resultaat voor de patiënt bestaat uit een combinatie van de volgende gegevens:
De leeftijd van de patiënt
De timing van de elektrische reactie op de stimulus van 32 Td∙s
De amplitude van de elektrische reactie op de stimulus van 16 Td∙s
De ratio van het pupilgebied tussen de stimulus van 4 Td∙s en de stimulus van 32
Td∙s
Voer de juiste geboortedatum in om nauwkeurige resultaten te krijgen.
De grootte van de pupillen van diabetici met ernstige retinopathie verandert normaal
gesproken minder dan die van gezonde mensen. Als de patiënt medicijnen gebruikt of
een andere aandoening heeft die van invloed is op de pupilreactie, moet u extra
zorgvuldig te werk gaan om de resultaten van het RETeval-DR-apparaat goed te
interpreteren. Bij deze mensen is de kans namelijk groter dat ze ten onrechte worden
ingedeeld in de categorie die waarschijnlijk gezichtsbedreigende DRP heeft. Zorg er ook
voor dat de patiënt het andere oog met de hand bedekt om te voorkomen dat
ongecontroleerde lichtstimulatie van het andere oog van invloed is op de pupil die wordt
gemeten. Gebruik het protocol voor DRP-beoordeling niet bij patiënten van wie de ogen
farmacologisch zijn gedilateerd.
Het resultaat van het protocol voor DRP-beoordeling wordt geïnterpreteerd als laag,
normaal of hoog. Normale resultaten bevinden zich binnen het referentie-interval van 7,1
– 19,9. Een resultaat van 20 of hoger (dat standaard door het apparaat als "hoog" wordt
geïnterpreteerd) was indicatief voor gezichtsbedreigende DRP in de
onderzoekspopulatie. Gewogen voor de prevalentie die wordt aangetroffen in een
typische populatie van diabetici heeft het apparaat een sensitiviteit van 83%, een
specificiteit van 78% en een negatieve voorspellende waarde (NVW) van 99%, uitgaande
van de prevalentie van 4,4% van NHANES 2005-2008 (Zhang et al. 2010). Met dezelfde
drempel van 20, waarbij CSME werd genegeerd en alleen patiënten met ETDRS 53+ in
beschouwing werden genomen, verbeterde de sensitiviteit tot 87% en verbeterde de
NVW tot 99,2%, terwijl de specificiteit onveranderd bleef.
Het referentie-interval kan worden aangepast (zie "Apparaatinstellingen") door de
waarden voor sensitiviteit en specificiteit en de negatieve voorspellende waarden te
veranderen. Dit doet u door de bovengrens van het referentie-interval aan te passen. Zie
de volgende tabel voor een voorbeeld. Het laagste punt van het referentie-interval is drie
standaardafwijkingen onder het gemiddelde voor patiënten zonder retinopathie. Dat
houdt in dat slechts ongeveer één op de duizend personen onder de ondergrens zou
moeten vallen en als laag zou moeten worden geïnterpreteerd.
Prestatiemetrieken met prevalentie in eerstelijnszorg
RETeval-
drempelwa
arde
17.6
Sensitivite
Specificiteit Positief
it
93%
52%
Percentage van geteste groep
Voorspellende kracht
Positieve test
van test
Negatief
Waar
8%
99,5%
4,1%
Bijlagen 55
Negatieve test
Onwa
Waar
Onwaar
ar
46%
50%
0,2%

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave