FRN-G11S-EN
Omvormer in werking [RUN]
"In werking" wil zeggen dat er aan de uitgang
van de frequentieomvormer een frequentie aan-
wezig is. Het [RUN]-signaal wordt uitgegeven
als een toerental (frequentie) voorhanden is.
Wanneer de remfunctie actief is, wordt het
[RUN]-signaal uitgeschakeld.
Werkelijke frequentiewaarde = gewenste
waarde [FAR]
Een toelichting van dit signaal vindt u bij de
verklaring van parameter E30 (FAR hysteresis).
Frequentieniveau bereikt [FDT1]
Een toelichting van dit signaal vindt u bij de
verklaring van de parameters E31 en E32
(frequentieregistratie).
Onderspanningsregistratie [LV]
Indien de uitschakeling wegens onderspanning
plaatsvindt (d.w.z. als de tussenkringspanning
tot onder het onderspanningsregistratieniveau
daalt), dan schakelt het [LV]-signaal de
geselecteerde uitgang in. Het signaal schakelt
de uitgang weer uit, als de spanning terugkeert
en tot boven de registratiewaarde stijgt. Het
signaal blijft bestaan zolang de onderspannings-
beveiligingsfunctie geactiveerd is.
Onderspanningsregistratieniveau: 400 V
Richting van het koppel [B/D]
Deze functie bepaalt de richting van het in de
frequentieomvormer berekende koppel. Wordt
de motor aangedreven, is [B/D] uit, remt de
motor, dan is [B/D] ingeschakeld.
Koppelbegrenzing [TL]
De koppelbegrenzing verhindert het kippen van
de motor ten gevolge van de verandering van de
uitgangsfrequentie. Om de belasting te vermin-
deren wordt een koppelbegrenzingssignaal uit-
gegeven, dat ook kan worden gebruikt voor de
weergave van de overbelastingsvoorwaarden
op een afleesinstrument. Het [TL]-signaal is in-
geschakeld zolang de stroom of het koppel wor-
den begrensd, of zolang de energieterugwinning
geblokkeerd is.
5 Beschrijving van de functies
Automatisch wederaanlopen [IPF]
Na een korte spanningsuitval kondigt deze
functie het begin aan van het wederaanlopen,
de sychronisatie en de beëindiging van het aan-
lopen.
Na een korte spanningsuitval wordt bij het terug-
keren van de spanning en tijdens de synchroni-
satie een AAN-signaal uitgegeven. Het signaal
verdwijnt zodra de frequentie van vóór de span-
ningsuitval weer is bereikt.
Bij wederaanlopen met 0 Hz wordt geen signaal
uitgegeven, omdat de synchronisatie met de te-
rugkeer van de spanning eindigt. De frequentie
van vóór de spanningsuitval wordt niet hersteld.
Waarschuwing overbelasting [OL1]
Voordat de motor door de inwerkingstelling van
het elektronische temperatuurrelais wordt uitge-
schakeld, geeft deze functie een AAN-signaal uit
als het waarschuwingsniveau is bereikt.
Het waarschuwingsniveau kan ofwel voor de
temperatuur (elektronisch temperatuurrelais) of
voor de uitgangsstroom worden ingesteld.
Details over de instelling vindt u in "E33 Waar-
schuwing overbelasting 1 (functie)" en "E34
Waarschuwing overbelasting 1 (niveau)"
Opmerking:
Deze functie kan alleen voor mo-
tor 1 worden gebruikt.
Bedrijf via bedieningspaneel [KP]
Indien de omvormer via het bedieningspaneel
met de toetsen
bediend (F02 "Bedrijfswijze" op 0), dan wordt
een AAN-signaal uitgegeven.
,
en
wordt
5-31