FRN-G11S-EN
8-4 Isolatieproef
Isolatiemeter
Afbeelding 8-4-1
Isolatieproef
8 Onderhoud en inspectie
Een frequentiemeter hoeft niet met een isolatiemeter te worden ge-
meten, omdat er bij levering af fabriek al een isolatieproef is uitgevoerd.
Mocht het toch nodig zijn een controle met een isolatiemeter uit te
voeren, dan moet dat volgens de hierna beschreven methode
gebeuren. Een ongeschikte meetmethode kan de frequentieomvormer
beschadigen.
Worden de technische gegevens en aanwijzingen voor de controle van
de doorslagvastheid niet aangehouden en opgevolgd, kan er schade
aan de frequentieomvormer ontstaan. Moet de bestendigheid van de
isolatie worden gecontroleerd, is het beter contact op te nemen met de
plaatselijke handelaar of het dichtstbij gelegen filiaal van Fuji.
1) Isolatieproef aan het hoofdstroomcircuit
1. Gebruik een isolatiemeter met een spanning van 500 V DC en zorg
ervoor dat de frequentieomvormer vóór de meting van het net is
afgekoppeld.
2. Voordat de proefspanning op de stuurkring wordt aangesloten moe-
ten alle kabelverbindingen van de stuurkring worden losgemaakt.
3. Sluit de klemmen van het hoofdstroomcircuit via een gemeen-
schappelijke leiding aan, zoals in Afbeelding 8-4-1 is te zien.
4. Voer de isolatieproef alleen uit tussen de op het hoofdstroomcircuit
aangesloten gemeenschappelijke leiding en de aarde (klem
5. Met een waarde van 5 MW of groter wordt de test als geslaagd
beschouwd. (Deze waarde geldt wanneer slechts één frequentie-
omvormer wordt gemeten.)
2) Isolatieproef aan de stuurkring
Aan de stuurkring mag noch een isolatieproef noch een test van de
doorslagvastheid worden uitgevoerd. Voor meting aan de stuurkring
moet een hoogohmig multifunctioneel instrument worden gebruikt.
1. Haal vóór de meting alle externe kabels en leidingen van de stuur-
klemmen.
2. Meet de weerstand tussen stuurkring en aarde. Met waarden van
1 MW of meer geldt de test als geslaagd.
3) Extern hoofdstroomcircuit en PLC
Haal vóór de proef alle leidingen van de frequentieomvormer van de
klemmen, zodat de frequentieomvormer niet wordt blootgesteld aan
de proefspanning.
G).
8-6