FRN-G11S-EN
11 Elektromagnetische
compatibiliteit (EMC)
11-1 Algemeen
Volgens
de
bepalingen
89/336/EEG van de Raad van Europese Ge-
meenschappen worden de frequentieomvor-
mers van de bouwserie FRENIC 5000G11S van
de Fuji Electric Co., Ltd. als "complexe modules"
geclassificeerd.
Door de classificatie als "complexe modules"
kunnen de omvormers als "apparaten" worden
behandeld en kan daardoor het opvolgen van de
eisen van de EMC-richtlijn zowel ten overstaan
van de gebruikers van de FVR-frequentieomvor-
mers als ten overstaan van de klanten ervan,
van installateurs en gebruikers worden bewe-
zen.
De apparaten van de bouwserie FRENIC
worden gekentekend met het CE-teken, dat
betekent dat zij voldoen aan de richtlijn
89/336/EEG van de Raad van Europese
Gemeenschappen, indien zij uitgerust zijn met
de nodige filters en overeenkomstig deze
richtlijn zijn geïnstalleerd en geaard.
Dit
voorschrift
eist
vermogenscriteria zijn vervuld:
EMC-productnorm EN61800-3/1996
Immuniteit:
Omgeving 2
(industriegebied)
Emissies:
Omgeving 1
(woongebied);
tot 22 kW
Omgeving 2
(industriegebied);
vanaf 30 kW
De verantwoordelijkheid voor de controle of
de installatie voldoet aan de EMC-richtlijn
ligt uiteindelijk bij de gebruiker.
11 Elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
van
de
richtlijn
dat
de
volgende
11-2 Aanbevolen
installatie-aanwijzingen
Om aan de eisen van de EMC-richtlijn te
voldoen is het dringend noodzakelijk, dat deze
installatie-aanwijzingen worden opgevolgd.
Neem bij het werken met elektrotechnische
apparatuur steeds de gebruikelijke veiligheids-
voorschriften in acht. De aansluiting van het
filter, van de frequentieomvormer en van de
motor mag slechts door een geschoold elektro-
monteur worden uitgevoerd.
1) Gebruik het passende filter overeenkomstig
Tabel 11-1.
2) Bouw de frequentieomvormer en het filter
in een elektromagnetisch afgeschermde
behuizing van metaal in.
3) De achterwand van de schakelkast moet wor-
den voorbereid op de montage van het filter;
zo moet onder meer aan de boringen en de
montageoppervlakken de verf worden ver-
wijderd. Deze maatregel garandeert de best-
mogelijke aarding van het filter.
4) Voor de bedrading van de besturing en van
de motor alsook voor alle overige op de fre-
quentieomvormer
aangesloten
mogen alleen afgeschermde leidingen wor-
den gebruikt. De afscherming is zorgvuldig te
aarden.
5) Het is vooral heel belangrijk dat de leidingen
zo kort mogelijk worden gehouden en dat de
voedingsleiding en de voedingsleiding naar
de motor van elkaar gescheiden worden
geplaatst.
Om de hoogfrequente storingen die zich via
de leiding in het netsysteem uitbreiden tot een
minimum te herleiden, is de voedingsleiding van
de motor zo kort mogelijk te houden.
bedrading
11-1