FRN-G11S-EN
Voor het zenden van de data in de vorm van een
impulsuitgangssignaal aan een digitale teller of
dergelijke, worden de impulsfrequentie met de
functie F33 op een willekeurige waarde en de
spanning met de functie F34 op 0 % ingesteld.
Worden de data in de vorm van een gemiddelde
spanning op een analoog meetapparaat of der-
gelijke gegeven, dan wordt de gemiddelde waar-
de met de functie F34 ingesteld. De impuls-
frequentie is in de functie F33 op 2670 P/s vast
ingesteld.
Met deze functie kan de impulsfrequentie bij
volledige uitslag van de met F35 geselecteerde
grootheid in stappen van 1 P/s worden inge-
steld.
F 3 3 F M P
Waarde: 300 tot 6000 P/s
Impulscyclustijd
Pulsfrequentie (P/s)
Inschakelduur (%)
Gemiddelde spanning (V) = 15,6 x T1/T
Met deze functie wordt de gemiddelde
spanning aan de FMP-klem afgesteld.
F 3 4 F M P
Waarden:
0 %:
De impulsfrequentie is evenredig tot het
bedrag van de met F35 geselecteerde
grootheid.
(De maximale waarde is de in F33 inge-
stelde waarde.)
1 tot 200 %:
De impulsfrequentie is op 2670 P/s vast-
gelegd, de inschakelduur van de impul-
sen is verschillend.
De gemiddelde waarde van de uitgangs-
spanning bij "volledige uitslag" (volgens
F35) kan in stappen van 1 % worden af-
gesteld.
5-20
P U L S E S
Ongeveer 15,6 V
= 1/T
= T1/T x 100
V - A D J
Met deze functie wordt de aan de FMP-klem
uit te voeren grootheid geselecteerd.
F 3 5 F M P
De mogelijke instellingen zijn dezelfde als bij
functie F31.
Bedrijfswijze 30RY
F36
Met deze functie wordt bepaald of het
storingsmeldrelais (30Ry) in de normale of in
de alarmstatus moet aangetrokken zijn.
F 3 6 3 0 R Y
Waar-
de
In het normale geval 30A - 30C: geopend,
0
Ingeval van een fout 30A - 30C: gesloten,
In het normale geval 30A - 30C: gesloten,
Ingeval van een fout 30A - 30C: geopend,
Wordt 1 ingesteld, dan zijn de contacten 30A
en 30C gesloten, als de stuurspanning van
de frequentieomvormer aanwezig is (onge-
veer één seconde na inschakelen van de
voedingsspanning).
Koppelbegrenzing 1 (aandrijvend)
F40
F41
Koppelbegrenzing 1 (afremmend)
De koppelbegrenzing berekent het motorkop-
pel uit de uitgangsspanning, de stroom en de
weerstand van de primaire wikkeling van de
motor en regelt de frequentie dusdanig dat de
berekende waarde de grenswaarde nooit
overschrijdt. Door deze beide functies is de
frequentieomvormer in staat, ook bij plotse
wijzigingen van het lastmoment het bedrijf
steeds onder de grenswaarde voort te zetten.
Selecteer de grenswaarde van het koppel
voor het aandrijven van de remmen.
5 Beschrijving van de functies
F U N C
M O D E
Bedrijf
30B - 30C: gesloten
30B - 30C: geopend
30B - 30C: geopend,
30B - 30C: gesloten