2. INSTALLATIE
2.1. Montage
•
Kies de beste plaats voor de centrale in de ruimte (fi g. 1), ver van verwarming, stof en water, met omgevingstemperatuur
tussen -5°C en +40°C. Attentie: Het paneel is niet waterbestendig!
•
Pak het paneel uit en controleer of er zichtbare defecten zijn veroorzaakt door het transporteren of het duurzame opslaan.
•
Open het frontdeksel en verwijder de fl atcable voor de indicatie en de aardingsdraad (fi g. 2).
Fig. 1
•
Gebruik de bijgevoegde tekening over hoe u de bodem van de verpakking kunt openen om de montageopeningen op de
montageoppervlakte te fi xeren.
•
Boor openingen in de wand en bevestig de behuizing – gebruik de in de set geleverde pluggen (6х30 mm) en schroeven
(М4,2х35, DIN7981).
•
Voer alle externe kabels in de behuizing door MAAR SLUIT ZE NOG NIET AAN. VOER DE VOEDINGSKABEL DOOR DE
DAARVOOR GEKOZEN OPENING MAAR HOUD HEM VER VAN DE LAAGVOLTAGE AANSLUITINGEN.
•
Verbind de draden van de netspanning en van de aarding met de klemmen (zie fi g. 16), MAAR schakel de voeding nog
NIET in.
•
Plaats de accu in verticale positie.
•
Monteer het frontdeksel terug aan, waarbij u de scharnieren aan de bodem plaatst in de omgekeerde volgorde van deze
beschreven op fi g. 3.
•
Sluit de fl atcable voor de indicatie en de aardingsdraad aan de indicatie-PCB aan (fi g. 2).
•
Schakel het systeem in en test het.
•
Naar het inschakelen en de test sluit het frontdeksel en bevestig het aan de bodem met de twee schroeven.
Fig. 2
Fig. 2 – Montage-apparaten op de bodem:
1. Centrale montageopeningen
2. Openingen voor de kabels
Dimensies: 330x430x150mm
9