Inhoudsopgave
Advertenties
- UIT - De ingestelde tijd ligt tussen 1 en 600 seconden*. Gedurende de ontruiming worden de sirenes alleen in FLITS
modus actief (als het model dit toelaat).
* Gebruik de pijlen naar boven/naar beneden om de waarde in te geven; gebruik de pijlen naar rechts/naar links om tussen de
beide vensters te schakelen.
ATTENTIE: De functie EVAC. CYCLE is alleen actief wanneer de tijden voor AAN en UIT anders zijn als 0. Als een van de
tijden bij 0 ligt, is deze functie niet actief.
Bijvoorbeeld: De MODUS is ingesteld voor SLOW/FLITS en de tijden voor de EVAC. CYCLE liggen bij, respectievelijk, AAN: 030
sec. en UIT: 040 sec. Als een EVACUATIE op de plaats optreedt, zal het systeem volgens deze instellingen werken (in het menu
EVACUEREN SETTINGS): De signaalgevers luiden (ontruimingssignaal) en knipperen 30 sec., dan knipperen zij 40 sec. Deze
cyclus wordt herhaald tot u het systeem Herstel of de knop SIRENES STOPPEN drukken.
Nadat de tijdvertraging afgelopen is, worden alle sirenes op de plaats actief en zij zullen volgens de instellingen werken die in
het veld (4) MODUS zijn ingesteld.
Gebruik de knop (4) MODUS om het werk van de sirenes in te stellen:
- SLOW/ FLITS - Alle adresseerbare sirenes worden actief met akoestisch en fl itslichtsignaal. De sirenenuitgangen op het
moederbord van het paneel zijn ook actief.
- SLOWWHOOP - Alle adresseerbare sirenes word alleen met akoestisch signaal actief. De sirenenuitgangen op het
moederbord van het paneel zijn ook actief.
- FLITS - Alle adresseerbare sirenes word alleen met fl itslichtsignaal actief. De sirenenuitgangen op het moederbord van het
paneel zijn niet actief.
Met de laatste functionele knop in het menu 6.6) ALARMGEVER MODUS kunt u de werkmodus van de sirenes kiezen.
4. PER ZONE/ GEMEENSCH. – Het drukken op de knop wijzigt alternatief:
•
ALGEMEEN - Alle sirenes worden actief onafhankelijk daarvan aan welke zone zij aangesloten zijn.
•
PER ZONE - Er worden alleen de sirenes geactiveerd die zich in een zone met alarm bevinden.
7.6.7 Bedrijfslogo
In dit submenu hebt u de mogelijkheid om een naam van het systeem of naam installateur in te geven die in een normale
werkmodus getoond wordt. De naam kan op twee lijnen met 40 karakters worden ingevuld inclusief de intervallen. Om letters
en symbolen in te geven, gebruik de pijlen naar boven/naar beneden. cursor kan met de pijlen naar rechts/naar links worden
verplaatst. Nadat u de volledige naam van het systeem hebt ingegeven, bevestig de naam met ENTER. Zie ook Bijlage B –
Symbolen en letters voor het ingeven van namen.
7.7. De confi guratie opslaan
De configuratie kan alleen op toegangsniveau 3 worden opgeslagen 3!
In dit menu kunt u snel de confi guratie van alle nieuwe gevonden apparaten in het systeem opslaan. Het paneel vraagt u de
handeling te bevestigen. Het display ziet er zo uit:
Gebruik de numerieke functionele knoppen om de handeling te bevestigen of te weigeren. Het menu kunt u met de knop
CANCEL verlaten.
7.8. Herstellen naar Fabrieksinstelling
De fabrieksinstelling kan alleen op toegangsniveau 3 worden hersteld!
In dit menu kunt u de standaardwaarden herstellen die door de producent werden ingesteld. Het paneel vraagt u de handeling
te bevestigen of te weigeren. Het display ziet er zo uit:
Gebruik de numerieke functionele knoppen om de handeling te bevestigen of te weigeren. Het menu kunt u met de knop
CANCEL verlaten.
50
Advertenties
Inhoudsopgave
