7.3.4 Apparaten uitschakelen
Elk lusapparaat kan worden uitgeschakeld, waarbij het paneel ophoudt de binnenkomende alarmmeldingen, foutmeldingen of
waarschuwingen op te volgen. De LED 'Disable' (Uitgeschakeld) brandt continu aan.
In het hoofdvenster van het menu INSTELLEN LUS ELEMENTEN kiest u het adres van het apparaat door middel van de pijlen
naar boven/naar beneden en drukt de numerieke knop (4) UITSCHAK.
In het verschenen venster kunt u alleen het concreet gekozen apparaat uitschakelenmet de knop (knop (2) DEZE) of alle
apparaten in de respectieve lus - knop (3) ALLES. Na deze procedure keert het systeem automatisch naar het hoofdvenster
INSTELLEN LUS ELEMENTEN terug, waarbij de status van het apparaat als UITGESCHAKELD verschijnt. Bijvoorbeeld, als het
gekozen apparaat aan de Lus 1 aangesloten is, worden alle apparaten van de systeemconfi guratie uitgeschakeld die aan deze
lus zijn aangesloten wanneer u de knop (3) ALLES drukt. Om alle apparaten in de Lus 2 uit te schakelen, moet u een apparaat
van deze lus kiezen en de knop (3) ALLES drukken. U kunt tussen Lus 1 en Lus 2 door middel van de knop (1) GA NAAR
schakelen.
Het apparaat kan opnieuw worden ingeschakeld als u de knop (4) INSCHAK. drukt.
Opmerking: Als op het moment van inschakelen het apparaat zich in brandalarmmodus bevindt (het apparaat werd geactiveerd
gedurende de periode als het uitgeschakeld was, registreert het paneel onmiddellijk het alarmsignaal!
7.3.5 Een fout apparaattype wijzigen
Wanneer u het apparaat in de systeemconfi guratie fysiek door een ander apparaat vervangen hebt, verandert het paneel zijn
status naar TYPE FOUT. Met de knop (3) VAST kunt u snel de status van het nieuwe apparaat corrigeren, waarbij de naam en
het zonenummer automatisch voor het nieuwe apparaat behouden blijven.
In het hoofdvenster van het menu INSTELLEN LUS ELEMENTEN kiest u het adres van het foute type door middel van de pijlen
naar boven/naar beneden en drukt de numerieke knop (3) VAST. In het verschenen venster hebt u de mogelijkheid om alleen
het concreet gekozen apparaat uit te schakelenmet de knop (knop (2) DEZE) of alle apparaten van fout type in de respectieve
lus door deknop (knop (3) ALLES). Na de procedure keert het systeem automatisch naar het hoofdvenster van het menu
INSTELLEN LUS ELEMENTEN, waarbij alle gewijzigde apparaten met NORMAAL status verschijnen.
7.3.6 Apparaatparameters programmeren
De parameters kunnen alleen op toegangsniveau 3 geprogrammeerd worden!
In het hoofdvenster van het menu INSTELLEN LUS ELEMENTEN kunt u de parameters van elk apparaat instellen die naar het
type variëren. Om de parameters van het apparaat in te stellen, kiest u zijn adres door middel van de pijlen naar boven/naar
beneden en drukt u op ENTER.
Opmerking: De apparaatparameters kunnen ook voor NIEUWE en UITGESCH. apparaten worden gewijzigd.
33