7.2.3 Zones uitschakelen
In het hoofdvenster van het menu ZONES kies het nummer van de zone door middel van de pijlknoppen en druk de numerieke
knop (4) UITSCHAK. De status van de zone UITGESCH. (UITGESCHAKELD) – het paneel volgt niet de toestand van de
apparaten in deze zone op en zal de eventueel gegeven alarmsignalen niet registreren. De LED 'Disable' (Uitgeschakeld) licht
voortdurend op.
Om het gebruik van de zone in te schakelen, druk opnieuw de knop (4) INSCHAK.:
7.2.4 Zoneparameters programmeren
De parameters kunnen alleen op toegangsniveau 3 worden geprogrammeerd!
In het hoofdvenster van het menu ZONES kunt u de parameters van iedere gebruikte zone in het systeem programmeren. Om
de parameters van een zone te programmeren, kies het respectievelijke nummer door middels van de pijlen en druk ENTER.
In het aanvullende venster kunt u een naam aan de zone toewijzen. Door de actieve numerieke functionele knoppen
programmeert u de werkmodus, de vertraging T2 en het nummer van de groep.
7.2.5 Zonenaam ingeven
U kunt een specifi eke naam voor iedere zone ingeven nadat u het programmeer submenu voor de parameters betreedt. De
naam van de zone wordt op de tweede lijn van het venster ingegeven en mag 40 karakters niet overschrijden inclusief de
intervallen. Om symbolen en letters in te geven, gebruik de pijlen naar boven/naar beneden. De cursor kan door de pijlen
worden verplaatst. Nadat u de volledige naam hebtingegeven, bevestig de procedure metde knop ENTER. Zie ook Bijlage B –
Symbolen en letters voor het ingeven van namen.
7.2.6 Werkmodus van de zone
Elke zone heeft 3 werkmodi: NORMAAL, 2ELEMENT. en DUBBEL.
•
Bij de NORMAAL werkmodus: elk activeren van een sensor genereert een alarmgebeurtenis in de respectieve zone.
•
Bij de werkmodus 2ELEMENT.: elk activeren van een sensor genereert een signaal VOORALARM voor de respectieve
zone, waarbij het systeem wacht tot een tweede sensor in dezelfde geactiveerd wordt om een brandalarm signaal te
genereren. Als er binnen vijf minuten geen signaal van een andere sensor in de zelfde zone wordt gegeven, genereert het
systeem geen brandalarm signaal.
•
Bij de werkmodus DUBBEL: elk activeren van een sensor genereert een signaal VOORALARM voor de respectieve zone,
waarbij het systeem wacht tot een tweede signaal van dezelfde sensor wordt gegeven om een brandalarm signaal te
genereren. Als er binnen vijf minuten geen signaal van dezelfde sensor komt, genereert het systeem geen brandalarm
signaal.
Opmerking: Wanneer u de zone inschakelt en er apparaten in de zone
zijn die zich in een brandalarm situatie bevinden, zal het paneel deze
status onmiddellijk registreren!
U kunt tussen de werkmodi metde knop (2) VERANDER schakelen.
29