2.3.2 Aansluiting van signaalgevers
Elke bewaakbare uitgang FAULT, EXT en FIRE kan met signaalgevers of andere apparaten worden verbonden – fi g. 11. Het
maximale verbruik van het apparaat mag niet0.3А overschrijden.
Parallel aan de keten moet verplicht een eindweerstand van 10kΩ worden toegevoegd.
Fig. 11 – Voorbeeld van aansluiting van een indicatieapparaat aan de uitgang FIRE
2.3.3 Aansluiting aan gespecialiseerde ingangen
Fig. 12 а) en b) tonen voorbeeldschema's van aansluiting aan de gespecialiseerde ingangen van de 41CPE112 centrale.
а) Aansluitschema van relaiscontact aan ingang
Fig. 12
2.3.4 Luscontroller
Het 41CPE112 paneel onderhoudt het werk met de Luscontroller door het COMELIT communicatieprotocol.
De luscontroller dient als verbinding tussen het bestuurspaneel en de apparaten en de communicatielijn. De luscontroller voert
twee hoofdfuncties uit:
•
hij haalt gegevens van de apparaten op,welke met de communicatielijn verbonden zijn, en overdraagt ze naar de
bestuursmodule;
•
hij ontvangt bevelen van de bestuursmodule en overdraagt zenaar de apparaten, welke aan de communicatielijn zijn
aangesloten.
Aan de lusuitbreiding 41CPE112 loopkunnen er tot maximaal 250 apparaten worden aangesloten. Het aansluitschema
van de melders aan de lus is getoond op fi g. 13.
De maximale stroom die door de apparaten aan de communicatielijn mag worden verbruikt, is Imax=500mA. Wanneer het
verbruik deze waarde overschrijdt, wordt de overbelastingsbescherming geactiveerd.
Een tweede lusuitbreiding kan als individuele module aan de confi guratie van de adresseerbare brandmeldcentrale 41CPE112
worden toegevoegd – fi g. 14.
ATTENTIE! Schakel de netspanning en de reservevoeding van het paneel altijd uit wanneer u een luscontroller aan
de paneelconfiguratie toevoegt of ervan verwijdert!
14
Fig. 11
Fig. 12 – Aansluitvoorbeelden aan gespecialiseerde ingangen INXX
Melder 1 Melder 2
Fig. 13
Fig. 13 – Aansluiting van melders aan de lusuitbreiding
b) Aansluitschema van geopend collector aan ingang
Melder N