Bedrijf
De motor starten bij koude weersomstandigheden
Potentiometer in de stand
De schakelaar AUTO IDLE is uitgeschakeld.
Contactsleutel in de startschakelaar plaatsen en in stand RUN zetten.
Het voorgloeicontrolelampje (1) brandt kort. Na het uitgaan van het controlelampje kan de motor worden ge-
start.
Startschakelaar in stand START draaien en houden, totdat de motor aanspringt; vervolgens startschakelaar
loslaten.
Slaat de motor niet aan, startschakelaar in positie STOP zetten en de startprocedure herhalen.
Parkeren van de motor
Zorg ervoor, dat vóór het uitschakelen van de motor het stationaire toerental is ingesteld. Wanneer
de motor met een hoger toerental wordt uitgeschakeld, kan door onvoldoende smering schade aan
de turbolader ontstaan.
Indien de motor moet worden uitgeschakeld, om de graafmachine buiten bedrijf te stellen, moeten
de werkzaamheden voor de buiten bedrijf stelling worden uitgevoerd (blz. 117).
Startschakelaar in stand STOP zetten en de contactsleutel verwijderen.
Controle van display na starten en tijdens het gebruik
Na het starten en gedurende het bedrijf moet de gebruiker de controlelampen en de indicaties in het display con-
troleren.
Het waarschuwingslampje (1) knippert rood bij het op-
treden van een systeemfout of een technische storing,
de motor moet onmiddellijk worden uitgezet. Als het
systeem een waarschuwing geeft, dan knippert het
waarschuwingslampje geel. Aanvullend op de meldin-
gen in het display klinkt een waarschuwingstoon.
De meldingen door passende maatregelen uitschake-
len, zie Storingstabel displayindicaties (blz. 146), in-
dien nodig vakbekwaam personeel inlichten.
Is tijdens het gebruik niet genoeg motoroliedruk aanwezig, dan
moet de motor onmiddellijk worden afgezet. Het controlelampje mo-
toroliedruk (2) brandt, het waarschuwingslampje (1) knippert rood
en in het display verschijnt de melding zoals getoond in de afbeel-
ding rechts.
W9296-8144-1
05/2019
zetten.
83