Ovenruimte
De ovenruimte heeft vier inschuifhoogtes. De
inschuifhoogtes worden van onderen naar boven
geteld.
Aanwijzing: Tijdens het stomen, ontdooien, gisten en
regenereren kunt u tot en met drie inschuifhoogtes
tegelijk gebruiken (inschuifhoogte 2, 3 en 4). U kunt
alleen op één inschuifhoogte bakken. Gebruik
hiervoor de inschuifhoogte 2 (of voor hoge bakvormen
inschuifhoogte 1).
Attentie!
–
Zet nooit iets direct op de bodem van de oven.
Bedek de bodem niet met aluminiumfolie. Het
apparaat kan door opeenhoping van warmte
beschadigd raken.
De bodem van de oven en de stoomschaal moeten
altijd onbedekt blijven. Plaats kookgerei altijd in
de schaal met gaatjes of op het rooster.
–
Schuif geen toebehoren tussen de inschuifrails,
deze kunnen anders kantelen.
Open de deur van het apparaat altijd tot de aanslag. In
deze positie zwenkt de geopende deur niet vanzelf
terug.
Toebehoren inschuiven
Het rooster en de bak met gaatjes zijn voorzien van
een vergrendeling. De vergrendelingsfunctie voorkomt
dat de toebehoren kantelen wanneer ze worden
verwijderd. De toebehoren dienen op de juiste wijze in
de binnenruimte te worden geschoven, zodat de
kantelbeveiliging goed werkt. Bij het naar buiten
trekken moet u het toestel licht optillen.
Let er bij het inschuiven van het rooster op
▯
dat de ontgrendelnok (a) naar boven gericht is
▯
dat de veiligheidsbeugel van het rooster zich
achter en boven bevindt.
Let er bij het inschuiven van de bak met gaatjes op dat
de uitsparing (a) naar de zijkant wijst.
15