3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN
Trekkrachtregeling
De hendel van de trekkrachtregeling (1) bevindt zich in
de sleuf op de rechter regelmodule, naast de positiere-
gelhendel (2).
De hendel van de trekkrachtregeling stelt de gewenste
diepte van het aangekoppelde werktuig in. Trekkracht-
regeling is het beste voor werktuigen die in de grond wer-
ken, zoals ploegen,eggen of schoffels. De belasting van
het werktuig neemt toe en af wanneer de werkdiepte of
de bodemweerstand verandert.
Voor het instellen van de trekkrachtregeling, duwt u de
positieregelhendel (2) helemaal naar voren. Vervolgens
zet u de werkdiepte voor het werktuig lager door de hen-
1
93103864
del van de trekkrachtregeling (1) naar voren te duwen of
hoger door de hendel naar achteren te trekken.
De werkdiepte van het werktuig is van invloed op de be-
lasting , afhankelijk van de bodemgesteldheid. Met trek-
krachtregeling houdt de hefinrichting de tractie automa-
tisch stabiel.
U kunt de werking van handbediende hendel voor de trek-
krachtregeling beperken door het verplaatsen en aanha-
len van de aanslag (3).
Gecombineerde trekkrachtregeling en posi-
tieregeling
U kunt de trekkrachtregeling en positieregeling tegelijk ge-
bruiken als trekkrachtregeling is ingeschakeld om te voor-
komen dat het werktuig te veel wegzakt wanneer bodem-
gesteldheid verandert. Eerste duwt u de hendel van trek-
krachtregeling met de positieregelhendel geheel naar vo-
ren. Trek vervolgens de positieregelhendel terug naar
achteren tot de hefarmen omhoog beginnen te gaan. De
positieregelhendel stelt de neergelaten positie van de hy-
draulische hefinrichting vast.
Werking in zweefstand
Duw de hendel van trekkrachtregeling (1) en de positiere-
gelhendel (2) geheel naar voren. De driepuntshefinrich-
ting is nu vrij om in de vlottende stand te werken of om de
contouren van de bodem te volgen, een functie die han-
dig is bij bijvoorbeeld schraperbladen.
3-20