Om de tractor te slepen moet een sterke ketting worden
gebruikt. Bij het slepen van de tractor vanaf de achterkant
mag uitsluitend de trekstang worden gebruikt. Bij het trek-
ken van de tractor aan de voorkant uitsluitend de trekpen
gebruiken die op de voorste ballastgewichten of frontdra-
ger is aangebracht. Bij het slepen moet er iemand ach-
ter het stuur zitten om de tractor te sturen en te remmen.
Laat zo mogelijk de motor draaien om voor smering van
de transmissie en voor stuurbekrachtiging te zorgen.
Als u de tractor gaat slepen, zet u de versnellingshen-
dels van de transmissie in de neutraalstand, en schakelt
u de voorwielaandrijving, het differentieelslot en de par-
keerrem uit. Niet meer dan 20 km/h (12 mph).
OPMERKING: De tractor mag slechts over korte afstan-
den gesleept worden, bijvoorbeeld uit een gebouw. De
tractor niet op de weg slepen en hem niet slepen om hem
te transporteren.
Werktuigen trekken
WAARSCHUWING
Gevaar van verlies van controle!
Koppel en sleep voertuigen altijd via de trek-
stang van de tractor.
Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden
tot ernstig of dodelijk letsel.
Voor getrokken materieel zonder remsysteem geldt:
• De transportsnelheid mag niet hoger zijn dan 32 km/h
(20 mph).
• De massa bij volledig belasting mag niet groter zijn dan
1,5 keer de massa van de trekkende machine.
Voor getrokken materieel met remsysteem geldt:
• De transportsnelheid mag niet hoger zijn dan 32 km/h
(20 mph).
• De massa bij volledig belasting mag niet groter zijn dan
4,5 keer de massa van de trekkende machine.
5 - TRANSPORTWERKZAAMHEDEN
W1013A
5-9