8.
Grootlichtindicator - Als het grootlicht van de verlich-
ting voor de openbare weg aan is, brandt dit symbool.
9.
Indicatielampje aftakas ingeschakeld - Wanneer de
achteraftakas of de middelste aftakas is ingescha-
keld, brandt het indicatielampje geel wanneer de
sleutel in de ingeschakelde positie staat.
10. Alarmknipperlichten - Werken wanneer de multi-
functionele schakelaar is ingeschakeld, ongeacht de
stand van de contactsleutel. Gebruik de alarmknip-
perlichten, de verlichting voor op de openbare weg
en de aanduiding voor langzaam verkeer wanneer u
overdag of 's nachts op de openbare weg rijdt.
11. Richtingaanwijzers - Gaan aan wanneer de multi-
functionele schakelaar bij rechtsaf slaan naar bo-
ven wordt bewogen - het rechter pijltje knippert - en
wanneer de schakelaar bij linksaf slaan naar bene-
den wordt bewogen - het linker pijltje knippert. De
contactschakelaar moet in de ingeschakelde stand
staan.
12. De indicator voor het aftakastoerental - wordt
bepaald door de positie van de naald van de toe-
renteller. De toerenteller bevat een markering voor
. 540 RPM van de aftakas. Als de naald boven
de 540 RPM-markering komt, wijst dit op gevaarlijk
overtoeren en moet het motortoerental onmiddellijk
worden verlaagd.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN
NHIL12CT01093FA
2
13. Indicatielampje voor cruise-control (alleen HST)
- Brandt wanneer de contactschakelaar in de in-
geschakelde stand en de tuimelschakelaar voor
cruise-control wordt ingeschakeld.
lampje licht amber op.
14. Lampje parkeerrem - Licht op als de parkeerrem is
ingeschakeld wanneer de contactsleutel uit de uitge-
schakelde stand in een andere stand wordt gezet.
3-9
Het indicatie-