6. Meet de elektrodenafstand (1) met een
voelermaat van het draadtype. Als afstelling
vereist is, de zij-elektrode (2) voorzichtig buigen.
De afstand moet als volgt zijn:
0,8 – 0,9 mm
(2)
(1) Elektrodenafstand
72
(1)
(2) Zijelektrode
7. Controleer of de bougiesluitring in goede staat
verkeert.
8. Bevestig de bougiesluitring en draai de bougie
handmatig in om scheef indraaien te voorkomen.
9. Draai de bougie aan:
• Als de oude bougie in orde is:
1/8 slag na contact.
• Draai een nieuwe bougie bij het installeren
tweemaal vast om losraken te voorkomen:
a) Draai eerst de bougie vast:
1/2 slag na contact.
b) Draai de bougie vervolgens terug.
c) Draai de bougie nogmaals vast:
1/8 slag na contact.
De motor kan worden beschadigd door een bougie
die onvoldoende is vastgedraaid. De zuigers kunnen
worden beschadigd door loszittende bougies. Als
een bougie te strak is aangedraaid, kunnen de
schroefdraden worden beschadigd.
10. Breng de bougiedop weer aan. Let op dat er geen
kabels of draden beklemd raken.