RIJDEN
Lees nogmaals "Veiligheid met de motorfiets"
(pagina 1 – 18) alvorens te gaan rijden.
Zorg ervoor dat de zijstandaard helemaal opgeklapt
is alvorens weg te rijden. Als de zijstandaard
omlaaggeklapt is, kan dit een gevaarlijke situatie
opleveren bij het maken van een bocht naar links.
1. Zodra de motor is opgewarmd is de motorfiets
rijklaar.
2. Terwijl de motor stationair draait, trekt u de
koppelingshendel in en drukt u de schakelhendel
omlaag om in de 1e (laagste) versnelling te
schakelen.
3. Laat de koppelingshendel langzaam los
en verhoog tegelijkertijd geleidelijk het
motortoerental door gas te geven. Het
gecoördineerde gebruik van de gasgreep en
koppelingshendel zorgt dat u soepel en zeker
wegrijdt.
4. Zodra de motorfiets een gematigde rijsnelheid
bereikt, draait u de gasgreep dicht, trekt u de
koppelingshendel in en schakelt u in de 2e
versnelling door het schakelpedaal omhoog te
drukken.
Herhaal deze werkwijze om naar de 3e en 4e
(hoogste) versnelling te schakelen.
49