204
Rijden en bediening
Instellingen
Instellingen kunt u veranderen in het
menu Voorbereiding aanrijding in de
persoonlijke instellingen 3 138.
Storing
In geval een systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, ziet u een mel‐
ding op het Driver Information Centre.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 132.
Parkeerhulp
De parkeerhulp meet de afstand tus‐
sen uw auto en eventuele obstakels,
wat het parkeren vergemakkelijkt, en
geeft geluidssignalen. De bestuurder
is en blijft echter verantwoordelijk bij
het parkeren.
Het systeem bestaat uit vier ultra‐
soonparkeersensor in de achterbum‐
per. Als het voertuig is uitgerust met
parkeerhulp aan de voorzijde, omvat
het systeem tevens vier ultrasone
parkeersensoren in de voorbumper.
Het systeem hanteert twee verschil‐
lende frequenties voor de sensoren
voor en achter, elk met hun eigen ge‐
luid.
Controlelamp r 3 121.
Knop r of D
De parkeerhulp wordt in- en uitge‐
schakeld door de knop r in te druk‐
ken. Als de auto ook nog met een ge‐
avanceerde parkeerhulp is uitge‐
voerd 3 207, is de parkeerhulp uit‐
gevoerd met knop D. In dat geval
werken beide systemen via knop D.