114
Instrumenten en bedieningsorganen
Tijdens het rijden op LPG schakelt het
systeem automatisch over op rijden
op benzine als de gastanks leeg zijn
3 114.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Druk op de toets LPG om te wisselen
tussen het gebruik van benzine en
LPG. De LED 1-status toont de hui‐
dige werkingsmodus.
1 uit
= rijden op benzine
1 brandt
= rijden op LPG
1 knippert = omschakelen is niet
mogelijk, één van de
brandstofsoorten is
leeg
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 219.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker
= motor nog niet op be‐
gedeelte
drijfstemperatuur
middelste
= normale bedrijfstem‐
gedeelte
peratuur
rechter
= koelvloeistoftempe‐
gedeelte
ratuur te hoog