124
Instrumenten en bedieningsorganen
Controlelamp f knippert na het in‐
schakelen van de ontsteking ca.
4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 147.
Automatische verlichting 3 145.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 152.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 152.
Niveau sproeiervloeistof te
laag
G brandt geel.
Het niveau van de sproeiervloeistof is
te laag.
Sproeiervloeistof 3 236.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
De cruise control is actief.
Cruise control 3 187.
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Adaptieve cruise control is actief.
Adaptieve cruise control 3 190.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Adaptieve cruise control 3 190, fron‐
taanrijdingswaarschuwing 3 197.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐
opend.