90
Instrumenten en bedieningsorganen
Sommige functies op het display ver‐
schillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen
onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 101. Op‐
geslagen instellingen 3 21.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op de toets MENU om tussen de
menu's te schakelen of om vanuit een
submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op de toets SET/CLR om een
functie te kiezen of om een melding te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig X
Druk op de knop MENU om X op
de bovenste regel van het Uplevel-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren. Druk ter bevesti‐
ging op de toets SET/CLR.
Volg de instructies in de submenu's.
Mogelijke submenu's (afhankelijk van
de versie) kunnen zijn:
■ Eenheid: U kunt de weergegeven
eenheden veranderen
■ Bandenspanning: controleert de
bandenspanning van alle banden
onder het rijden 3 179
■ Bandenbelasting: selecteer de
bandenspanningscategorie vol‐
gens de huidige bandenspanning
3 179