26
Sleutels, portieren en ruiten
Activering
■ Activeert zichzelf 30 seconden na‐
dat u de auto vergrendelt (initialisa‐
tie van het systeem)
■ Binnen 15 seconden tweemaal op
toets e van de afstandsbediening.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het
alarmsysteem:
Led aan
= test, inschakelver‐
traging.
Led knippert
= portieren, achter‐
snel
klep of motorkap
niet volledig geslo‐
ten, eventuele sys‐
teemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knippert
= systeem is ge‐
langzaam
activeerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Deactivering
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Alarm
Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale siren en te‐
gelijkertijd knipperen de alarmknip‐
perlichten. Het aantal en de duur van
de alarmsignalen zijn voorgeschre‐
ven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
Het diefstalalarmsysteem kan alleen
worden gedeactiveerd met de toets
c op de handzender of door het in‐
schakelen van het contact.
Wanneer het alarm is afgegaan zon‐
der dat de bestuurder het heeft uitge‐
schakeld, geven de alarmknipperlich‐
ten dat aan. Ze lichten bij het ontgren‐
delen van de auto met de handzender
driemaal kort achtereen op.
Boordinformatie 3 95.
Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐
tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.