Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk Klimaat‐
regeling voor meer details 3 116.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 124.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten
van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐
schillende elektrische functies zoals
de extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verminderd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald op de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐
haald voordat u de koppeling hebt be‐
diend, gaat het lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven
op het Driver Information Centre.
Controlelamp - 3 86.
Herstarten van de motor door
het stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.
Als er zich een van de volgende om‐
standigheden voordoet tijdens een
Autostop, dan zal de motor automa‐
tisch door het stop-startsysteem wor‐
den herstart:
■ Het stop-startsysteem is manueel
uitgeschakeld:
■ de motorkap is open
■ de veiligheidsgordel van de be‐
stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend
Rijden en bediening
■ de motortemperatuur is te laag
■ het oplaadniveau van de accu is
onder een bepaald niveau
■ het remvacuüm is niet voldoende
■ de auto reed minstens stapvoets
■ het aircosysteem vereist het starten
van de motor
■ de airco werd manueel aangezet
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht in het Driver Information Cen‐
tre.
Als een elektrisch accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren
■ De auto niet op een licht ontvlam‐
bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
127