Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 21.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in het
Graphic-Info-Display
Druk op CONFIG om het instellingen‐
menu weer te geven.
Draai aan MENU-TUNE om naar de
gewenste instellingsmenu te gaan en
druk vervolgens op MENU-TUNE.
Instrumenten en bedieningsorganen
U kunt uit de volgende instellingen
kiezen:
■ Talen (Languages)
■ Tijd en datum
■ Radio-instellingen
■ Telefooninstellingen
■ Auto-instellingen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Talen (Languages)
Selectie van de gewenste taal.
Tijd en datum
Zie klok 3 76.
Radio-instellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Telefooninstellingen
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Auto-instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. ventilatorsnelheid: Modifi‐
ceert de cabineluchtstroom van de
klimaatregeling in de automatische
modus.
Klimaatregelingsmodus: Regelt de
status van de koelcompressor bij
het starten van de auto. Laatste in‐
stelling (aanbevolen) of bij het star‐
ten van de auto is altijd AAN of altijd
UIT.
101