158
Rijden en bedienen
Bestuurdersonder-
steuningssystemen
Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssys-
temen zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te
vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle-
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu-
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssi-
tuatie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
van ca. 25 tot 170 km/u opslaan en
aanhouden. Bij het op- en afrijden
van hellingen zijn afwijkingen van
de opgeslagen snelheid mogelijk.
Om veiligheidsredenen kan de
cruise control pas worden ingescha-
keld nadat het rempedaal eenmaal
werd bediend.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
0
Controlelamp
Controlelampen
0 64
.
ii
Inschakelen
Druk op
; controlelamp
instrumentengroep brandt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
in de instrumentengroep brandt
groen. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door
gas te geven. Na het loslaten van
het gaspedaal wordt opnieuw de
opgeslagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
in de