Controlelampje
(gereed)
a
3. Druk zonder het gaspedaal in te trappen op de
knop POWER terwijl u het rempedaal intrapt.
4. Controleer het controlelampje
u
Blijf het rempedaal intrappen totdat het
controlelampje
gaat branden.
u
Het controlelampje
gaat branden als het
voedingssysteem is ingeschakeld en u kunt
wegrijden.
u
Als de buitentemperatuur extreem laag is,
kunt u niet rijden totdat de omstandigheden
zijn verbeterd. In dit geval gaat het
controlelampje
niet branden en
verschijnt er een waarschuwingsbericht op de
interface voor bestuurdersinformatie.
2 Controlelampjes BLZ. 118
WORDT VERVOLGD
uuTijdens het rijdenuVoeding inschakelen
1Voeding inschakelen
Houd de afstandsbediening dicht bij de knop POWER als de
batterij in de afstandsbediening zwak is.
Bij een zwakke batterij van de sleutelloze
2
afstandsbediening
Het voedingssysteem wordt mogelijk niet geactiveerd als de
afstandsbediening aan sterke radiogolven wordt
blootgesteld.
Houd de knop POWER niet ingedrukt om het
voedingssysteem te starten. Als het voedingssysteem niet
(Gereed).
start, wacht u ten minste 30 seconden voordat u een nieuwe
startpoging doet.
De motor loopt mogelijk niet als het voertuig klaar is om te
rijden.
U kunt beginnen met rijden als het controlelampje
brandt.
Als u op de knop POWER drukt terwijl het rempedaal wordt
ingetrapt met het controlelampje
voedingsmodus ingesteld op VOERTUIG UIT en kunt u niet
wegrijden.
Controlelampje 'Gereed'
2
Het startblokkeringssysteem beschermt uw voertuig tegen
diefstal.
Als een verkeerd gecodeerde sleutel (of ander apparaat)
wordt gebruikt, wordt het voedingssysteem niet geactiveerd.
Startblokkeringssysteem
2
Wanneer u de voedingsmodus op AAN zet, voelt u mogelijk
dat het rempedaal lichtjes daalt. Dit is normaal.
BLZ. 746
aan, wordt de
BLZ. 124
BLZ. 217
429