•
Rijden door een gebied waar voorwerpen zijn die sterk radiogolven weerkaatsen op een
voertuig (inclusief motorfietsen), een voetganger of een rijdende fiets.
•
Uw voertuig wordt flink heen en weer geschud op oneffen wegoppervlakken.
■
Staat van het voertuig
•
De lenzen van de koplampen zijn vuil of de koplampen zijn niet goed afgesteld.
•
De voorruit is aan de buitenzijde bedekt met vuil, modder, bladeren, natte sneeuw, enz.
•
De binnenkant van de voorruit is beslagen.
•
Een abnormale band- of wielconditie (onjuiste maat, verschillende maten of constructie,
onjuiste bandenspanning enz.).
•
Wanneer sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
•
Het voertuig helt naar achteren door zware bagage of wijzigingen aan de ophanging.
•
De temperatuur van de camera wordt te hoog.
•
Rijden met de parkeerrem ingeschakeld.
•
Wanneer de radarsensor achter het Honda-embleem op de voorgrille of voorbumper vuil
wordt.
•
Rijden in de nacht of onder donkere omstandigheden (zoals in tunnels) met de koplampen
uitgeschakeld.
•
Er zitten resten op de voorruit als gevolg van de ruitenwissers.
•
Het zicht van de camera wordt geblokkeerd door waterdruppels van de ruitensproeier of
door de wisserbladen.
•
De werking van het voertuig is instabiel door een gladde weg enz.
•
Het voertuig trekt een aanhanger/caravan.
uuHonda SENSING 360uBotsingsbeperkingssysteem (CMBS)
WORDT VERVOLGD
491