■
Hoe het systeem werkt
■
Remregeling lage snelheid
De remregeling lage snelheid geeft zichtbare en hoorbare waarschuwingen wanneer de
voertuigsnelheid tussen ongeveer 2 en 10 km/h ligt en de kans op een botsing met een muur
of ander obstakel bestaat. Daarnaast biedt het systeem ondersteuning tijdens het remmen.
Het voertuig remt
a
De bestuurder trapt het rempedaal in
b
Stoppen
c
Laat rem los nadat het voertuig tot stilstand is gebracht
d
Geluidssignaal
e
Wanneer alleen de sensoren achter worden uitgeschakeld met behulp van het
parkeersensorsysteem, werkt de remregeling lage snelheid niet tijdens het achteruitrijden.
2 Parkeersensorsysteem aan en uit BLZ. 604
uuHonda SENSING 360uRemregeling lage snelheid
1Remregeling lage snelheid
Zie de volgende pagina voor informatie over de juiste
hantering van de sonarsensoren.
Sonarsensoren
2
Enkele seconden nadat het systeem is ingeschakeld, zal het
voertuig de rem loslaten en beginnen te rijden. Houd het
rempedaal ingetrapt of zet de transmissie in de stand
te zorgen dat het voertuig stil blijft staan.
Om te voorkomen dat het systeem wordt geactiveerd
wanneer dit niet nodig is, moet u het altijd uitschakelen
wanneer onderhoud aan het voertuig wordt uitgevoerd,
tijdens het laden op schepen, vrachtwagens, enz. of bij het
gebruik van een rollenbank tijdens inspecties.
Als u accessoires op of rond de sensoren achter plaatst, kan
de remregeling lage snelheid worden geactiveerd als het
systeem deze accessoires als een obstakel detecteert. Schakel
in dat geval de achterste sensor uit.
Aanpassen van de voertuiginstellingen
2
BLZ. 370
Wanneer de rijmodus wordt gewijzigd in de SLEPEN-modus,
werkt de remregeling lage snelheid niet bij het
achteruitrijden.
Rijmodusschakelaar
2
WORDT VERVOLGD
BLZ. 590
(
P
om
BLZ. 445
499