Meting zonder of met sonde
De metingen kunt u met of zonder sonde verrichten.
Een voorwaarde voor het meten met sonde is dat de sonde het
potentiaal heeft van de referentieaarde. Dit betekent dat zij buiten
de spanningstrechter van de aardelektrode (R
aardlekschakeling wordt gezet.
De afstand van de aardelektrode naar de sonde moet minstens
20m bedragen.
De sonde wordt aangesloten met een aanrakingsbeveiligde stek-
ker met een doorsnede van 4 mm.
In de meeste gevallen zal u deze meting zonder sonde verrichten .
!
Let op!
De sonde maakt deel uit van de meetkring en kan vol-
gens IEC 61557 / EN 61557 een stroom geleiden tot
maximaal 3,5 mA.
U kunt de spanningsvrijheid van een sonde controleren met de
functie U
. Zie hiervoor ook hoofdstuk 11.1 op pagina 40.
SONDE
42
12.1
Meetfunctie kiezen
) van de RCD-
E
Aansluiting
Parameter instellen voor I
Nominale foutstromen:
10 ... 500 mA
Type 1: RCD, SRCD, PRCD ...
Type 2*: AC
Nominale stromen:
* Type B, B+, EV, MI =
alstroomgevoelig
negatieve/positieve halve golf
negatieve/positieve gelijkstroom
1, 2, 5 (I
< 25 V, < 50 V, < 65 V
Meten van de contactspanning (gerelateerd aan de nomi-
nale foutstroom) met ⅓ van de nominale foutstroom en
aanspreekmeting met nominale foutstroom
I
N
N
, A
, F
, B
, B+
, EV, MI
kHz
6 ... 125 A
Golfvorm:
Faseverschuiving 0°/180°
x-voudige
aanspreekstroom:
max. 300 mA)
N
Aansluiting:
zonder/met sonde
Netvorm:
TN/TT, IT
Contactspanning:
Aanspreektijd:
Gossen Metrawatt GmbH