Programmeren van de besturingsuitgangen (relais en 4 ... 20 mA)
10.1
Frequentie-/impulsuitgangen
64
Wanneer een uitgang wordt gedeactiveerd en vervolgens weer
wordt geactiveerd, wordt de besturing gereset en worden alle door
de gebruiker ingevoerde besturingsinstellingen gewist. Door dit
proces wordt de relaisbesturing voor het herconfigureren in een
voorgedefinieerde toestand gebracht.
Een sensoringang kan worden gebruikt als analysator of als
monitor, maar om een sensoringang een doseerder of een ventiel
te laten aansturen, moet de sensoringang zijn gekoppeld aan een
uitgang. Een dergelijke koppeling vindt plaats tijdens het configura‐
tieproces.
Frequentiegestuurde pompen doseren chemicaliën bij verschil‐
lende pompcapaciteiten. Voor de frequentiegestuurde pompen
worden de uitgangen 6 ... 9 gebruikt. Elke analoge sensor (tempe‐
ratuur, doorstroming, corrosiewaarde, redox etc.) kan worden
gebruikt voor de frequentiegeregelde aansturing van een impulsge‐
stuurde pomp. De uitgang is proportioneel aan de ingangssensor
en maakt gebruik van het gehele sensorbereik of een deel ervan.
Voorbeeld: bij toepassing van een pH-sensor met een ingang van
0 ... 14 pH kunt u 0 impulsen instellen bij 14 pH en het maximale
pulsaantal bij 0 pH. Hoe hoger de pH-waarde, des te trager is het
verloop van de uitgangsimpulsen. U kunt de ingang ook instellen
op een bereik van 0 impulsen bij 7,2 pH en het maximale puls‐
aantal bij 7,8 pH. Bij een dergelijk ingekort bereik, zou het pomp‐
toerental bij verandering van de pH-waarde sneller toe- of afnemen
en dat in de tegenovergestelde richting als de richting die men wel‐
licht zou kiezen voor een zuurpomp. De regeling van het pomptoe‐
rental verloopt zonder toepassing van een 4...20 mA-pomp.
De alarminstellingen voor het volume bij het maximaal slagaantal
per minuut en het volume per dag zijn begrensd op 500 gallons.
Deze alarmen kunnen worden ingesteld in het menu Uitgangs‐
alarm. Het alarm voor het volume bij het maximale slagaantal per
minuut is voorzien voor gevallen waarin een pomp gedurende een
langere tijd met maximaal toerental draait. Zo kan een situatie
waarin een zuurpomp de pH-waarde niet voldoende omlaag kan
brengen, worden aangemerkt als een alarmsituatie. Hierbij zou het
maximale toerental na bijvoorbeeld 10 minuten worden verlaagd.
De wachttijd tot het moment waarop de pomp meer dan het dage‐
lijks toegestane volume heeft verpompt, zou zo veel te lang
worden. Ervan uitgaande dat de pomp bijvoorbeeld 24 GPD (gal‐
lons per dag) verpompt bij 100% toerental, weet u dat het ver‐
pompte volume bij maximaal slagaantal, indien ingesteld op 1
gallon, na één uur pompen een alarm genereert. (24 GPD/24 uur =
1 GPH). Wanneer de pomp dus na 10 minuten een alarm moet
genereren, voert u 1/6 gallon in, d.w.z. 0,1667 gallon; wanneer de
pomp 10 minuten draait op 100% toerental, zal deze 0,1667 gallon
hebben verpompt en wordt een alarm gegenereerd.
De vier OptoMOS-DOs (digitale-/frequentie-uitgangen) P6, P7, P8
en P9 kunnen elk worden ingesteld op:
Impulsuitgang/frequentie
n
AAN/UIT
n
Deze instelling vindt plaats tijdens het activeren van de uitgang.
Wanneer u het type moet veranderen, dient u het uitgangsrelais na
het configureren te deactiveren en vervolgens opnieuw te acti‐
veren.