Programmeren van de ingangen
Het meet- en regelapparaat beschikt over maximaal 10 analoge
ingangen, A tot J. Analoge ingangen zijn gekoppeld aan de eerste
14 letters van het alfabet, A tot N. Aan de 4 letters K tot N kunnen
geen bekabelde ingangen worden toegewezen. Voor K tot N zijn
geen aansluitklemmen aanwezig. Het gaat hier om fantoomin‐
gangen, of virtuele analoge ingangen. Digitale ingangen worden
aangeduid met O tot Z. Bekabelde ingangen worden aangeduid
met de letters O tot V. De ingangsaanduidingen W, X, Y en Z
kunnen worden gebruikt als digitale fantoomingangen.
In sommige gevallen kan het voordeel bieden om voor het dupli‐
ceren van een aanwezige hardwaresensor een fantoomsensor te
verbinden. Een andere toepassingsmogelijkheid is het vastleggen
van een virtuele fantoomingang om de gegevens weer te geven en
te registreren van een temperatuursensor of stromingsschakelaar
die integraal deel uitmaakt van een andere sensor. Wij gebruiken
de standaard CTF-sensor als voorbeeld om te tonen hoe dit werkt.
Elke analoge ingang, ook een fantoomingang, kan worden gebruikt
als een handmatige ingang voor het registreren van bedienings‐
testgegevens. Wanneer u het water test, kunt u de betreffende
waarde registreren op dit meet- en regelapparaat. Deze waarde
krijgt een tijdstempel en maakt, samen met alle sensoren, fantoo‐
mingangen en relais, deel uit van de totale historische databank.
Analoge fantoomingangen kunnen op dezelfde manier worden
geprogrammeerd voor gebruik in besturingsuitgangen als elke sen‐
soringang.
62