Inhoudsopgave
Advertenties
Programmeren van de ingangen
9.8.4 Diagnosefuncties voor besturingskaart met 4 ... 20 mA-ingang
9.8.5 Diagnosefuncties voor de besturingskaarten voor seriële sensoren (CTF, LPR, DP).
58
1.
Om diagnosegegevens op te roepen, drukt u op toets F1.
2.
Navigeer met behulp van de toetsen ⇑ of ⇓ naar het
gewenste I/O-kanaal met 4 ... 20 mA-uitgang en druk op
[F3] .
toets
3.
Diagnose 1: Sensortype 4 ... 20 mA-uitgang.
4.
Diagnose 3: De versterking wijzigt afhankelijk van de kalibra‐
tiewaarde van de sensor.
5.
Diagnose 4: De offset wijzigt als gevolg van de sensorkali‐
bratie.
6.
Diagnose 5: Melding van alle typen alarmen.
7.
Diagnose 6: Type besturingskaart, bijvoorbeeld dubbele 4 ...
20 mA-uitgang.
8.
Diagnose 7: Voor interne doeleinden fabriek.
9.
Diagnose 8: Voor interne doeleinden (type besturingskaart
en productcode).
10.
Diagnose 9: Serienummer van de besturingskaart.
11.
Diagnose 10: Voor interne doeleinden fabriek.
12.
Diagnose 11: Firmwareversie van de besturingskaart, bij‐
voorbeeld "01.00.00.02".
1.
Om diagnosegegevens op te roepen, drukt u op toets F1.
2.
Navigeer met behulp van de toetsen ⇑ of ⇓ naar het
gewenste I/O-kanaal met 4 ... 20 mA-uitgang en druk op
[F3] .
toets
3.
Diagnose 1: Sensortype 4 ... 20 mA-uitgang.
4.
Diagnose 2: Ruwe meetwaarde sensor.
5.
Diagnose 3: De versterking wijzigt afhankelijk van de kalibra‐
tiewaarde van de sensor.
6.
Diagnose 4: Offset.
7.
Diagnose 5: Melding van alle typen alarmen.
8.
Diagnose 12: Wanneer een sensor is aangesloten, dan wordt
[Sensor OK Connected] weergegeven; wanneer geen sensor
is aangesloten, dan wordt
weergegeven.
9.
Diagnose 13: De temperatuurwaarde van de fantoomingang
wordt weergegeven, evenals de status van de thermo-stro‐
mingsschakelaars (AAN/UIT).
In dit voorbeeld moet de doorstroomwaarde hoger zijn dan 960,
om de doorstroom als "AAN" weer te geven.
Tip: Sensorwaarde = ruwe meetwaarde * versterking + offset.
Voorbeeld: 235 * 8,5 + 0 = 1998 µS, ongeveer 2000 µS.
[Sensor disabled Disconnected]
Advertenties
Inhoudsopgave
