Programmeren van de ingangen
9.10.1
Wijzigen of loskoppelen van een analoge ingang die is gekoppeld aan een uit‐
gangsrelais
9.10.2
Wijzigen of loskoppelen van een analoge ingang die is gekoppeld aan een 4 ...
20 mA-uitgang
60
3.
Navigeer tot u de betreffende analoge of digitale ingang heeft
gevonden en druk op toets
[CONFIGURE] en druk op toets [OK] .
4.
Blader naar
5.
Wanneer de sensor wordt gebruikt door een relais, blader
[USED BY I/O] om te zien welk relais de sensor
dan naar
gebruikt. Druk op toets
ð Ga te werk volgens de volgende paragrafen om een uit‐
gang los te koppelen en keer vervolgens terug naar dit
menu om de ingang te wissen
De ingangen die zijn gekoppeld aan uitgangen, moeten eerst van
de uitgangen worden losgekoppeld voordat de ingangen kunnen
worden gedeactiveerd.
1.
Druk op toets
[MENU] .
[SET FEED MODE] wanneer een pomp wordt
2.
Blader naar
aangestuurd, of naar
het relais wordt gebruikt voor het spuien, en druk dan op
[OK] .
toets
3.
Blader naar het relais dat wordt aangeduid als
[OK] .
druk op toets
4.
Schakel het relais om naar een ander type besturingspro‐
gramma en druk op toets
Ga verder met stap 6 of druk op toets
[SENSOR CONTROL] .
5.
Blader naar de nieuwe sensor en druk op toets
[F1 Select] om de instelling op te slaan.
6.
Druk op toets
[ESC] om het menu te verlaten.
7.
Druk op de toets
De relaisuitgangen worden aangeduid met cijfers 1 tot 9. 4 ... 20
mA kunnen worden aangeduid met de letters C, D, E, F, I of J. U
kunt dit proces gebruiken om de ingang te wijzigen die de mA-uit‐
gang vertegenwoordigt, of u kunt
Ingangen die zijn gekoppeld aan uitgangen, moeten eerst van de
uitgangen worden losgekoppeld voordat de ingangen kunnen
worden gedeactiveerd.
[MENU] .
1.
Druk op toets
[I/O SETUP] en druk op toets [OK] .
2.
Blader naar
3.
Blader naar de letter van de uitgang en druk op toets
[F2 NEXT] .
4.
Gebruik de toetsen ⇑ of ⇓ om een andere ingang te selec‐
[NONE] en druk dan op toets [OK] .
teren of kies
[ESC] om het menu te verlaten.
5.
Druk op de toets
[OK] .
[ESC] .
[SET BLOWDOWN MODE] wanneer
[OK] .
[OK] voor
[NONE] selecteren.
[IN USE] , en
[OK] .